Invloed van ‘brexit’ op aansprakelijkheid van CMR-vervoerder

Invloed van ‘brexit’ op aansprakelijkheid van CMR-vervoerder

Er blijft grote onduidelijkheid over het scenario van de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie. Sommige blijven hopen op een onderhandelde uittreding, anderen vrezen voor een uittreding zonder akkoord, de zogenaamde ‘hard brexit’. We onderzoeken in dit artikel de invloed van een eventuele ‘hard brexit’ op de aansprakelijkheidspositie van de CMR-wegvervoerder.

In de meeste scenario’s voor een hard brexit wordt rekening gehouden met een sterk stijgende congestie en vertragingen aan de grenzen door het wegvallen van de douane-unie. De vraag stelt zich in hoeverre de wegvervoerder zal kunnen aansprakelijk gesteld worden voor vertragingen in de aflevering van de goederen of voor eventuele schade of waardevermindering door vertraging ingeval van bijvoorbeeld vervoer van levensmiddelen met een beperkte houdbaarheid.

Het CMR-Verdrag voorziet dat de vervoerder vermoed wordt aansprakelijk te zijn voor schade, verlies of vertraging overkomen aan de goederen in de periode dat de goederen onder zijn hoede zijn. Er is sprake van vertraging indien de goederen later worden afgeleverd dan het afgesproken tijdstip of, indien geen uiterste levering werd afgesproken, bij overschrijding van een redelijke termijn die een zorgvuldige vervoerder nodig heeft om het afgesproken traject af te leggen. In geval van vertraging kan de vervoerder zich beroepen op een beperking tot maximaal de vrachtprijs en in geval van schade door vertraging geldt de gekende beperking van ongeveer 10 EUR per kg brutogewicht. Het is niet ondenkbaar dat er ook zal geprobeerd worden om deze aansprakelijkheidsbeperkingen te doorbreken omwille van met opzet gelijk gestelde fout omdat de omstandigheden gekend zijn en de vervoerder met bewuste kennis van de problemen toch het transport heeft aangevat. In geval van doorbreking ten gevolg van een vertraging zou kan de vervoerder ook aansprakelijk gesteld kunnen worden voor gevolgschade.

Tegen het vermoeden van aansprakelijkheid kan de vervoerder een aantal ontheffingsgronden inbrengen. Eén van die ontheffingsgronden is het overmachtconcept dat in het CMR-verdrag wordt uitgedrukt als “omstandigheden die de vervoerder niet heeft kunnen vermijden en waarvan hij de gevolgen niet heeft kunnen verhinderen”. In geval van extreme vertraging aan de grenzen tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk zal de vervoerder waarschijnlijk wel kunnen betogen dat hij deze omstandigheden niet kon vermijden. Het zal moeilijk zijn om vol te houden dat de vervoerder de gevolgen niet heeft kunnen voorzien aangezien er uitgebreid gewaarschuwd is voor deze vertragingen door de herinvoering van de douaneformaliteiten.

Vervoerders doen er dus goed aan om goede afspraken te maken met hun opdrachtgevers en duidelijk te maken dat onvoorspelbare vertragingen kunnen optreden en dat zij daarvoor niet verantwoordelijk kunnen gesteld worden.

Bij de beroepsfederaties Febetra, TLV en UPTR kan de vervoerder terecht voor door hen opgemaakte brexitclausules die contractueel kunnen worden vastgelegd en die een goede waarschuwing inhouden aan de opdrachtgevers dat de vervoerder niet zomaar bereid zal zijn om de nadelige gevolgen van een harde brexit te dragen.

Tot slot willen we nog even wijzen op een bepaling in het CMR-verdrag dat de vervoerder verplicht om indien de uitvoering van de vervoerovereenkomst, om welke reden ook, onmogelijk is of wordt, instructies te vragen aan zijn opdrachtgever. De vervoerder heeft recht op de vergoeding van de kosten welke zijn verzoek om instructies of de uitvoering van ontvangen instructies voor hem meebrengt indien deze kosten niet door zijn schuld zijn ontstaan.